In kortstondige
ontmoetingen, in gemiste afspraken, verloren brieven.
In vergeten voornamen,
in gezichten achter de rug, in verschoten schoolfoto’s die blank zijn geworden.
In telefoonnummers van verdwenen agenda’s, in doorgangsruimtes zoals cafés,
hotels en stations duikelen zij zichzelf weer op, de mensen die je ooit bent
tegengekomen van het leven. Zij bedienen zich van straten, pleinen, van waar wij liepen, toen nog met het woord toekomst in het hoofd. Nu we verder zijn gelopen langs diezelfde straten, kom je het verleden tegen op het kruispunt van het heden, en vragen ons af hoeveel later wij zijn geworden, later dan je ooit had kunnen denken.
Velen zijn gevallen, verdwenen in de plooien van de tijd, zijn minder dan een huis geworden of hebben nu kamers waarin stilte groeit. Velen staken de dagen over naar later en hebben nu een stad of een leven even druk als ik, waarin ze anoniem zijn en de onzichtbare grenzen hebben genomen die bij de leeftijd hoort. In de ochtend, als zij met hun voeten gaan doen naar waar zij moeten, dragen ze niet alleen de tijd op hun rug maar de ook de mensen die zij niet meer tegenkomen. Soms, als zij op reis gaan om te zien en te vragen waar iedereen naartoe is, staan ze op een plein aan het einde van de wereld. Dan halen ze daar hun koffers van hun rug om neer te zetten als roerloze dromen en raken ze verre periodes en ogenblikken aan. Want alleen zo wordt de herinnering de echte ruimte die ons ‘ik’ kan betrekken op vroeger.
GJB
Geen opmerkingen:
Een reactie posten